De gemeenteraadsverkiezingen komen eraan en daarmee wordt ook de discussie over de samenstelling van het bestuur actueel. Wij hebben een voorkeur voor een zo progressief mogelijk samengesteld college van Burgemeester en Wethouders. Waarom? Daarvoor hebben we inhoudelijke, politieke en strategische argumenten.
Inhoudelijk
De stad verdient het beste bestuur dat er is om de problemen aan te pakken. De PvdA vindt dat zij goede ideeën en plannen heeft over waar het heen moet met de stad en zijn bewoners. Vanuit onze idealen zijn dat voorstellen gebaseerd op solidariteit, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid. De PvdA is een progressieve partij die bereid is bestaande machtsverhoudingen aan de kaak te stellen en te veranderen. Niet de belangen van enkelen maar de belangen van de bevolking moeten de doorslag geven. Er moet niet alleen gekeken worden naar de korte termijn gevolgen van maatregelen maar ook naar de effecten voor de lange termijn. Wie de gemeentepolitiek volgt weet dat er vaker steun is voor plannen en voorstellen van de PvdA bij de andere progressieve partijen dan bij conservatieve partijen als VVD en CDA. Zo hebben we op het gebied van milieu weinig te verwachten van CDA en VVD. De afgelopen periode heeft de VVD of dwarsgelegen of weinig steun gegeven als het ging om bijvoorbeeld snelheidsbeperking op de ringweg; het zoeken naar alternatieven voor de aanleg van een verbinding tussen de A6 en de A9 dwars door het natuurgebied het Gein; het terugdringen van autoverkeer en bevorderen van fiets en openbaar vervoer. Hetzelfde geldt voor het woonbeleid. Als het aan VVD en CDA ligt wordt er geen sociale huurwoning meer gebouwd en de VVD wil nu ook mensen met een laag inkomen uit sommige delen van de stad weren. “Als de arme mensen in de jaren negentig een woning hadden gekocht waren ze nu rijk geweest”, aldus VVD-lijsttrekker Griffith. Alleen mensen met geld mogen nog wonen waar ze willen. Het afbraakbeleid van minister Dekker steunt men van harte. Als het aan de VVD ligt wordt morgen de erfpacht afgeschaft. Schiphol moet een 6e en 7e baan krijgen, geprivatiseerd worden en Amsterdam moet zijn aandelen van de hand doen en het liefst zou men ook nog de stadsreiniging uitverkopen. Op het gebied van veiligheid, integratie, onderwijs en sociale dienst kiezen de progressieve partijen bijna steeds een andere invalshoek dan de conservatieve partijen. Integratie is één van de belangrijkste thema’s van deze tijd. Je ziet daarbij voortdurend dat er een enorm cultuurverschil is in benadering van de problematiek tussen progressieve en conservatieve partijen. De doortastende en zorgvuldige aanpak van de burgemeester in het integratiedebat wordt door de progressieve partijen gewaardeerd maar door de VVD bot weggezet als een slappe aanpak (‘de theedrinkende burgemeester’). Maar ook op het gebied van veiligheid gaapt een kloof tussen de progressieve partijen en de VVD, getuige het vergaande voorstel van die partij om preventief fouilleren voortdurend en in de hele stad mogelijk te maken.
Politiek
Dagelijks kunnen we in de krant lezen over de kloof tussen de burgers en het bestuur. De kiezer vindt dat het niet uitmaakt of hij door de hond of de kat wordt gebeten. Het bestuur is een grijze massa zakkenvullers die toch doen waar ze zin in hebben. Er is geen verschil. Van alles wordt er geprobeerd om de kiezer meer bij het bestuur te betrekken en meer invloed te geven. De Raad voor het openbaar bestuur (Rob) spreekt in een recent advies over een ‘erosie’ van de representatieve democratie en een ‘zorgwekkende vervreemding’ tussen politiek en samenleving. De Rob vindt dat teveel het accent op structurele veranderingen (dualisme) wordt gelegd en te weinig op culturele veranderingen. De Rob pleit voor een politieke cultuur die in het teken staat van ‘herkenbare en aanspreekbare politiek’. Politieke partijen zouden onder andere zich meer ideologisch moeten profileren. Duidelijk zijn voor de verkiezingen over wat je eerste voorkeur is voor samenwerking kan daarbij volgens ons helpen. Een politieke voorkeur uitspreken vergroot de betrokkenheid van kiezers bij de politiek. Het brengt ook de spanning terug in de verkiezingscampagnes en kan bijdragen aan een hogere opkomst. Het is zorgelijk dat sinds 1974 de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen is gedaald van 60% naar 48%.
Voor de geloofwaardigheid levert het uitspreken van een voorkeur zekere risico’s. Dat probleem wordt ondervangen door steeds duidelijk te maken dat de voorkeur voor één of meer partijen om mee samen te werken na de verkiezingen, alleen gerealiseerd kan worden als de verkiezingsuitslag dat mogelijk maakt én we het in de onderhandelingen eens kunnen worden over de inhoud van het collegeprogram en de zetelverdeling. Overigens blijkt uit recent onderzoek van O&S dat 45% van de Amsterdamse kiezers een voorkeur heeft voor een links college, 31% wil een brede coalitie en 24% weet het niet. Opmerkelijk is ook dat in de periode 1946 -1966 de linkse partijen samen 23 of meer zetels hadden. In 1970 was dat aantal gedaald tot 21. Bij de verkiezingen van 1974, toen een voorkeur voor linkse samenwerking was uitgesproken, haalden die partijen samen 29 zetels. De PvdA steeg in dat jaar van 12 naar 17 zetels. Maar ook tegenwoordig heeft 42% van de Amsterdamse burgers te maken met een progressief lokaal bestuur: zeven van de veertien stadsdelen hebben immers een dagelijks bestuur waarin de Partij van de Arbeid en GroenLinks vertegenwoordigd zijn.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de verwachting is dat PvdA en GroenLinks het inhoudelijk over de hoofdlijnen van een programakkoord eerder met elkaar eens zijn dan met de SP. De SP is enigszins ongrijpbaar en onvoorspelbaar. Van belang zal niet alleen zijn wat men programmatisch wil, maar ook welke mensen men afvaardigt voor de Raad. Het maakt nogal uit of er SP-ers in de Gemeenteraad zitten die opereren op basis van landelijke missives of SP-ers die de belangen van de Amsterdammer boven het partijbelang stellen. Het is overigens nog maar de vraag of de SP wel voor de verkiezingen een voorkeur wenst uit te spreken. Volgens ons worden de verkiezingen wel spannender als partijen duidelijk zijn over hun eerste voorkeur. In die zin is het goed dat Balkenende en Van Aartsen nu al hebben aangegeven na de Tweede Kamerverkiezingen weer samen verder te willen regeren: de PvdA vertrouwen ze het landsbestuur niet toe.
Strategisch
De tegenstanders van het uitspreken van een voorkeur voor de verkiezingen gebruiken daarvoor altijd machtsargumenten. De PvdA is de grootste partij waar niemand omheen kan en daarom kan zij altijd bepalen met wie ze een college vormt. Dit is een gevaarlijke, arrogante houding die de PvdA ook in Amsterdam eens zal opbreken. Rotterdam is ons voorgegaan. De houding van ‘we buigen niet naar rechts en we buigen niet naar links’ zet steeds meer kwaad bloed bij de andere partijen. De grote denkfout is dat vergeten wordt dat de PvdA weliswaar de grootste partij is in de Gemeenteraad, maar toch slechts 1/3 van de zetels heeft. Een college zonder de PvdA is niet ondenkbaar. PvdA-ers in Oud Zuid en in de Staten van Noord-Holland kunnen erover meepraten. Daar zijn colleges gevormd waar GroenLinks en VVD samenwerken zonder de PvdA. Wij denken dat de kans dat deze colleges gevormd zouden zijn veel kleiner was geweest als voor de verkiezingen de PvdA, en uiteraard ook GroenLinks, een voorkeur voor progressieve samenwerking hadden uitgesproken.
Kortom, wij vinden het de moeite waard te onderzoeken of progressieve samenwerking tot de mogelijkheden behoort. Dat zal dan moeten op basis van de verkiezingsprogramma’s en verkennende gesprekken. Het is overigens goed denkbaar dat na de verkiezingen wel overeenstemming bereikt wordt met GroenLinks en niet met de SP. In dat geval zullen PvdA en GroenLinks na de verkiezingen op zoek moeten naar een derde partner, waarmee overeenstemming bereikt kan worden over de vorming van een zo progressief mogelijk college. En het kan niet worden uitgesloten dat dit de VVD is.
Peter Klerks
Herman Marres
Bouwe Olij
Thijs Reuten