De stadsdelen hebben hun nut in Amsterdam bewezen. De meeste mensen zijn er tevreden over. Een minderheid van 39% is voor afschaffing. De openbare ruimte ligt er aantoonbaar beter bij dan voor de instelling van de eerste stadsdelen, 30 jaar geleden. De stadsdelen hebben ervoor gezorgd dat in goed overleg met bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties honderdduizend woningen zijn gebouwd en gerenoveerd. De betrokkenheid van de Amsterdammers bij hun stadsdeel is groot. De afstand tot hun volksvertegenwoordigers is klein. Elk stadsdeelbestuur houdt spreekuur en de deelraadsleden zijn zeer goed aanspreekbaar en benaderbaar voor alle belangrijke en onbelangrijke dingen die de mensen in hun buurt bezighouden. De stadsdelen werken efficiënt en effectief. Grote financiële problemen hebben zich in al die jaren niet voorgedaan. Als er dingen flink mislopen in de stad dan valt dat bijna altijd onder de verantwoordelijkheid van de centrale stad. Denk aan de Noord-Zuidlijn; de miljoenen boetes die het rijk jarenlang de sociale dienst oplegde wegens niet functioneren; het out of control zijn van het GVB; de niet goedgekeurde jaarrekeningen van het Ontwikkelingsbedrijf; het debacle met de afvalverwerkingsinstallatie of recent de honderd miljoen die nodig is om de ICT in de gemeente op orde te krijgen. Het kabinet Rutte wil dat gemeentelijke herindelingen alleen nog van onderaf tot stand komen. Dat wil zeggen op initiatief van de bevolking en het gemeentebestuur. Het kabinet wil ook de provincies in Holland, Utrecht en Flevoland opschalen. En men wil de stadsdelen afschaffen. Dat laatste lijkt niet helemaal logisch gelet op het koppelen van de omvang en inrichting van het lokale bestuur aan de wens van de plaatselijke bevolking.
Als argument voor de afschaffing van de stadsdelen wordt vaak gewezen op bestuurlijke drukte. Maar is dat wel het geval? Veel gemeenten hebben zo’n 40.000 inwoners en een gemeenteraad met 25 leden. Ofwel één raadslid per 1600 inwoners. Amsterdam telt circa 770.000 inwoners en heeft zeven stadsdelen met 203 deelraadsleden en nog 45 gemeenteraadsleden. Totaal dus 248 volksvertegenwoordigers. Dat is één raadslid op 3100 inwoners. Sinds 1 mei jl. zijn de stadsdelen gefuseerd en tamelijk groot geworden. Vier van de zeven hebben meer dan honderdduizend inwoners en behoren daarmee tot de 25 grootste gemeenten van Nederland. In Amsterdam hebben deze stadsdelen echter maar 29 raadsleden terwijl dat in gemeenten van vergelijkbare grootte 39 is. In een gemeente van die omvang bestaat het college van burgemeester en wethouders uit maximaal negen personen. In de stadsdelen is dat maximaal vijf. Ook in de stadsdelen dus minder drukte dan in de rest van Nederland.
Wie, zoals het kabinet zegt, te hechten aan het bestuur dichtbij de burger en ook een bestuurslaag minder wil kan beter voor een andere oplossing kiezen. Hef de ondemocratische stadsregio (WGR+) op. Dat wil het kabinet ook. Maak van een groot gebied rond Amsterdam een metropool die ook zeggenschap heeft over vervoer en infrastructuur in het gebied. Maak van de stadsdelen zeven zelfstandige gemeenten met vergelijkbare bevoegdheden als de omliggende gemeenten. Bijkomend voordeel voor deze gemeenten is dat grote broer Amsterdam daardoor wat minder groot (en overheersend) wordt. Het voordeel van deze bestuurlijke herinrichting is de samenvoeging van de huidige extra bestuurslagen (gemeente Amsterdam, Stadsregio Amsterdam en Metropoolgebied van de provincies) tot één bestuurslaag en het herstel van de drie bestuurslagen (rijk, metropool, gemeenten). Tegelijkertijd blijft het bestuur op een overzichtelijke schaal dichtbij de burger georganiseerd.
Bouwe Olij
Oud-stadsdeelvoorzitter van De Pijp en Oud-West en oud-PvdA-gemeenteraadslid Amsterdam