Stellingen Bouwe ter opwarming van het debat over Wonen op 21 april in De Balie

vr 08 apr, 2005
  • De nieuwbouwproductie moet verhoogd worden naar 5000 tot 6000 woningen per jaar (In de concept-Woonvisie staat 4000 per jaar). Dat is nodig om tegemoet te komen aan de enorme vraag en behoefte aan woningen voor doelgroepen, vernieuwing van de voorraad en om te voorkomen dat door de dalende gemiddelde woningbezetting (steeds minder mensen per woning) het aantal inwoners van Amsterdam daalt, met alle gevolgen van dien. Ook is het nodig om de schaarste die nu bewust in stand wordt gehouden, zowel door de markt als door de overheid, te doorbreken. De stad is een emancipatiemachine. Dynamiek is essentieel voor de kracht van de stad. Een statische stad is een stervende stad. Constant doorstromen is dus heel belangrijk voor het functioneren van de stad. Bij een hoge bouwproductie is het aantal verhuizingen in de stad veel hoger dan bij een lage bouwproductie. In de periode 2000 – 2003 komt het aantal verhuizingen binnen Amsterdam niet meer boven de 70.000 uit, terwijl aantallen rond de 80.000 of 90.000 normaal zijn. Toen in 1984 ruim 8000 woningen aan de voorraad werden toegevoegd waren er meer dan 100.000 verhuizingen in de stad. Het inzakken van de bouwproductie leidt tot verstopping van de markt. Daarvan zijn vooral de lage- en middeninkomensgroepen de dupe. Voor goedkope huurwoningen is de wachttijd inmiddels circa zeven jaar en betaalbare koopwoningen voor de middengroepen zijn er onvoldoende.
  • Alleen maar kijken naar de bouwproductie is onverstandig. Minstens zo belangrijk is de toename van de voorraad. 4000 woningen bouwen en er 4000 slopen heeft niet zoveel zin, althans niet in de bestrijding van het tekort. We moeten heroverwegen of we door moeten gaan met de grootschalige stedelijke vernieuwing waarbij heel veel gesloopt wordt en per saldo weinig wordt toegevoegd aan de voorraad. Misschien is het beter meer in te zetten op hoog niveau renovatie.
  • Het vingerstadmodel moet gehandhaafd blijven. De groene lobben mogen niet bebouwd worden. Nieuwe bouwlocaties zijn dan bestaande locaties die getransformeerd moeten worden. Op die bouwlocaties hoeven maar weinig woningen gesloopt te worden en per saldo voegen zij dus veel toe aan de voorraad. Die locaties moeten daarom sneller ontwikkeld worden dan thans de planning is. Dat kost geld en dat moeten we er voor over hebben. Dus om de bouwproductie te versnellen en de voorraad flink te laten groeien de volgende locaties sneller ontwikkelen: Overamstel, Zeeburgereiland, Zuidoostlob, FoodCenter, Marine-etablissement, Noordelijke IJ-oevers. Ook moet er een inventarisatie komen van locaties in de bestaande stad waar inbreiding mogelijk is. Dit alles is een dure grap daarom moet op landelijke niveau de locatiesubsidie weer ingevoerd worden.
  • Met scheefwonen is niks mis. Het is zelfs goed voor de stad. Mensen die scheefwonen (redelijk inkomen en goedkope huurwoning) hebben meer te besteden. Daar profiteert de wijk van. Als er geen scheefwonen was in wijken met veel goedkope woningen dan zouden daar nu alleen maar mensen wonen met lage inkomens. Ofwel: geen gemengde wijk en een gedeelde stad. Als de tegenstanders van het scheefwonen de afgelopen jaren hun zin hadden gehad dan zouden we nu flinke concentraties wijken hebben gehad met mensen met een laag inkomen in plaats van veelkeurige, gemengde wijken. Zoals nu. Overigens waarom hoor ik nooit iemand klagen over het scheefwonen van mensen in een koopwoning die lage lasten heben dankzij de hypotheekrente-aftrek.
  • De afgelopen jaren zijn de lage inkomensgroepen de stad uitgejaagd. Het aandeel huishoudens dat deel uitmaakt van de primaire doelgroep is tussen 1995 en 2003 gedaald met zo’n 25 % (Van 47% naar 35%). Het aandeel hoge inkomens is met bijna 90% gestegen (Van 15% naar 28%). De omvang van de middeninkomens is ongeveer gelijk gebleven. We moeten ons afvragen of we door moeten gaan het voor mensen met een laag inkomen steeds moeilijker te maken de stad in te komen of er te blijven. De cijfers laten zien dat het vasthouden van de middeninkomens en het daarop aanpassen van de woningvoorraad (duurder maken) leidt tot verdringing in het nadeel van de mensen met een laag inkomen. Als het beleid van steeds meer middengroepen vasthouden op termijn zou slagen kan dit betekenen dat er nog minder beweging komt op de woningmarkt en de verstopping compleet is. Voor nieuwe instroom van starters en studenten is dan geen ruimte meer.
  • Minder markt en meer overheid. De instorting van de bouwproductie heeft laten zien wat de gevolgen zijn van het overlaten aan de markt. Makelaars en corporaties roepen om het hardst dat er grote behoefte is aan koopwoningen. Maar het hoeft maar even tegen te zitten met de economie of de vraag stort in. Alleen door vergaande en kostbare ingrepen van de overheid is het dan mogelijk om de bouwproductie uit het slop te halen. Deze situatie is onbevredigend en daarom moet er weer meer grip, regie en bevoegdheid komen voor de overheid op de bouwproductie.
  • Creatiever omgaan met de bestaande voorraad. Er is een grote behoefte aan grote betaalbare huurwoningen. Het is vreemd dat het corporaties toch is toegestaan dit type woningen te verkopen. Daar moet een eind aan komen. Om het leegkomen van grote woningen te bevorderen moet actiever en met meer subsidie oudere bewoners in grote woningen verleid worden te verhuizen. Ook moet er een regeling komen waarbij woningzoekenden die twee betaalbare huurwoningen achterlaten voorrang krijgen bij de toewijzing van één passende duurdere huur- of koopwoning. Dit wordt dan de regeling van goedkoop naar beter. Hiermee komen sneller goedkope woningen vrij voor de doelgroep.
  • De woningmarkt is een regionale markt. In de regio (ROA + Almere) is het aantal kernvoorraad+woningen (44,7%) geringer dan het aantal huishoudens met een inkomen tot de ziekenfondsgrens (56,7%). Moeten we wel doorgaan met het huidige beleid van omzetten van goedkoop naar duur?

 

In de nota Wonen in Amsterdam is sprake van 37% middengroepen met een inkomen van 1½x modaal en 9% met een inkomen van 2x modaal. In de concept-Woonvisie zijn deze percentages bij elkaar geteld en zo komt men aan 46-47%.

Meer lezen?

Bekijk alle artikelen